Toonaudiometrie

Bij gehooronderzoek worden verschillende testen gebruikt om de kwaliteit van uw gehoor in kaart te brengen. Het toondrempel audiogram wordt hiervoor in eerste instantie het meest gebruikt. Deze test is bedoeld om de hoorbaarheid van verschillende toonhoogten te bepalen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een luchtgeleidingsdrempel en beengeleidingsdrempel.

 

Luchtgeleidingsdrempel

Met een audiometer worden geijkte tonen (frequenties) via een hoofdtelefoon aangeboden. Beide oren worden onafhankelijk getest.

Overzicht van de hoge en lage tonen.

Overzicht van lage en hoge intensiteiten. Dit is het dynamisch bereik.

Audiogram van een normaal linker en een hoge tonenverlies van het rechter oor.


De testresultaten worden in een grafiek genoteerd, waarbij de lage tonen links en de hoge tonen rechts staan (zie figuur 1). Om de mate van een toondrempelverlies te kunnen vaststellen, wordt een vergelijk gemaakt met een goedhorende. Deze wordt vertegenwoordigd door de 0 lijn bovenaan de grafiek.

Tijdens de meting wordt gekeken hoe hard de specifieke toon gemaakt moet worden, wil de testpersoon hem net kunnen horen (zie figuur 2). Op deze manier ontstaat een audiogram (zie figuur 3). De rode lijn is die van het rechter oor en de blauwe van het linker. Op het rechter oor is hier een verlies te zien van met name de hoge tonen.

 

Omdat de aangeboden tonen met een hoofdtelefoon door het midden- en binnenoor worden waargenomen, spreekt men van een luchtgeleidingsdrempel. Dit betekent dat het gemeten gehoorverlies ergens in het totale waarnemingsproces ontstaat.

Beengeleidingsdrempel

Wil de onderzoeker nauwkeuriger weten waar het probleem precies vandaan komt, dan kan er een beengeleidingsdrempel worden bepaald. Bij een dergelijke test, worden met een klein vibrerend blokje achter op de schedel, tonen direct op het slakkenhuis overgebracht. Het middenoor wordt hierbij dus overgeslagen, waardoor er een onderscheid gemaakt kan worden tussen de luchtgeleidings- en beengeleidingsdrempel.

 


Figuur 4 laat het verschil zien tussen het gehoorverlies veroorzaakt door het middenoor en het binnenoor. In dit geval spreken we van een gemengd gehoorverlies. Een dergelijke test moet onder bepaalde condities worden uitgevoerd, omdat er een kans bestaat dat de trillingen, die overgebracht worden op het slakkenhuis via de schedel ook door het niet te testen oor worden opgevangen. Daarom wordt er gebruik gemaakt van een maskerende ruis op het niet te testen oor. Deze zorgt ervoor dat dit overhoren niet kan plaatsvinden.